De kracht van een mooi kunstmuseum voel ik vaak pas in de dagen erna. Op de dag zelf koop ik een kaartje, dwaal door de zalen en laat een paar werken bij me binnenkomen. Verzadigd van indrukken loop ik naar buiten en neem me voor deze of gene kunstenaar na te pluizen, wat ik meestal vergeet. Maar in de dagen erna gebeurt het.
Zittend in het tussenstuk van een trein zie ik dat mijn stoel precies in het midden van de ruimte is geplaatst. Boven mij hangen twee zwarte beveiligingscamera’s in perfecte symmetrie tegen het beige plafond. De trein schudt, de witte strepen van de vloer golven even mee met het blauw van mijn broek, om meteen weer op hun plaats te vallen. Ik ben in een levend schilderij terecht gekomen.
Even later kijk ik vanuit een tram verrukt naar een van regen glinsterende muur buiten. De trambestuurder stapt in de stromende regen uit om een wissel te verzetten. “Wat een pech!”, probeer ik monter als ze terug instapt. De middelbare vrouw schudt de regendruppels uit het haar en mompelt schouderophalend: “That’s life.” Dit is het leven inderdáád, denk ik en kijk naar de muur buiten, waar in het bruin van het baksteen groene raamkozijnen zijn aangebracht, elk voorzien van dunne, rode lijnen. Met de toets van een meesterschilder. De tram trekt op, de muur verdwijnt. Ben ik de enige die zag hoe mooi het was?
Wandelend in de stad sta ik stil voor een palet herfstbladeren, drijvend in een plas water. Straatlantaarns schitteren rondom in een waaier regen. Schaduwen van bomen dansen op een blinde gevel. Vanuit het donker van een blinde muur springt het wit geschilderd silhouet van een kat.
De wereld mag zwanger zijn van ellende, maar we mogen ook vertrouwen. Vertrouwen op die onuitputtelijke creativiteit waarmee heel het leven en de kosmos plaats vindt. Hoe lang al…
Voor mij rijdt een trein voorbij, in de helverlichte coupés gaan juist mensen zitten. Een fietser passeert met knisperende banden over het natte asfalt. Regen spettert op mijn kale hoofd. Vanuit een restaurant klinkt geroezemoes op. In de verte slaat een kerkklok aan. Om de hoek kucht een man. Zijn voetstappen echoën over de straat. Wat een compositie. Ik had wel willen applaudisseren.