broeder damiaan
broeder van het leven

Dankuwel voor de liefde

Deze week ben ik op bezoek bij de 90-jarige mevrouw Van Dijk. Een kleine, zelfbewuste Surinaamse die 40 jaar in de verpleging werkte. Ze is moeilijk ter been, maar woont dankzij wijkverpleging en mantelzorg nog thuis. Daar troont ze een groot deel van de dag op haar comfortabele zetel. Als er bezoek komt, leeft ze op. Informeert naar kinderen of ouders. Geeft goede raad. Deelt koekjes uit.

Ik weet precies wat ze leuk vindt. Eerlijkheid en een goed gesprek. Thee met een wolkje melk. Een kaars aansteken. Met een plagend grapje krijg ik haar meestal even naar buiten. Als zij blij is, ben ik blij: dat is liefde. Toch betrap ik me vandaag op een leeg gevoel van binnen. Mijn chronische heupklachten spelen op. Mijn adem stokt. Je bespeelt haar, gaat er door me heen. Kietelt hier, kietelt daar. Dat is nou pleasen! Mijn verlangen naar waarheid verandert in een gesel. Waar is die liefde? vraag ik me af. Ik voel haar niet. Plotseling wil ik naar huis. Mijn taken afronden. Klaar zijn.

Ik stel voor om samen in de bijbel te lezen. Ik geloof niet in een persoonlijke God. Voor mij zijn alle religies gebaren om ons te verbinden met het mysterie van het bestaan. Om dat samen te doen, voelt goed. Omdat ik een beetje Surinaams leer, gaf haar dochter ons een bijbel in het Sranantongo. Hieruit lezen we bijna elke week een stukje. Ik zet me dan dicht bij haar stoel, op het zitje van haar rollator. Zij zet de voeten op de stang van haar voorrij-tafel en luistert met de ogen dicht. Zo goed als ik kan, lees ik hardop een paar “Wortu fu Gado.” Om de zoveel woorden vertaalt ze. 

Al spreek ik alle talen van de wereld, zonder liefde is mijn stem als een gebroken toeter… Al ken ik alle geheimen van de wereld, zonder liefde weet ik niets… Al verkoop ik alles om weg te geven aan de armen, als ik geen liefde heb, baat het niet.” 

Ik kijk om me heen. In de warm gestookte kamer zijn de gordijnen half dicht. De doopkaars van haar pas overleden zoon brandt op het voorrij-tafeltje. Ze heeft een zelfgemaakte, kleurige blouse aan. Met haar kleine lichaam in de hoge stoel oogt ze kwetsbaar. Ik vind haar mooi. 

Als het een tijdje stil is geweest, kijkt ze op. De kaars werpt een warme gloed op haar gerimpelde gezicht. Ze staart in het licht en ziet om haar heen, zoekend waar ik ben. Als ze ontdekt dat ik naast haar zit, kijkt ze me aan. Zwijgend kijk ik in haar ogen terug. Ik merk hoe mijn handen naar de hare reiken. Ze buigt naar me toe en neemt ze licht bibberend aan. Haar vingers voelen warm. “Dankjewel,” zegt ze, met gesloten ogen. Ze kijkt me weer aan: “Dankjewel voor je liefde.”

Meer lezen? Link.