broeder damiaan
broeder van het leven

Noem jij dit werk

Het mooie van mijn bijbaantje in de particuliere mantelzorg is dat ik mensen dichtbij mag komen. Ik leer de stad op een heel andere, intieme manier kennen. Vandaag val ik in bij de 95-jarige mevrouw Korenbrits in de Amsterdamse Pijp. Als ik naar haar toefiets, krijg ik meteen een kadootje: straten Volkshuisvesting waar je als gemiddelde bewoner niet komt. Mijn mond valt open. Wat een schoonheid. En betaalbaar voor de gewone man. Laten we zoiets weer gaan doen! 

Ik open het sleutelkastje naast haar voordeur en beklim de smalle trap naar de tweede verdieping. Voorzichtig doe ik open. Een kleine dame schuifelt me wantrouwend tegemoet. Pas als ze mijn naam terugvindt in de agenda en ik de waterkoker weet te bedienen, smelt het ijs. Bij de thee laat ze trots een foto zien uit 1948: staande met haar verloofde voor een enorme auto, “Gehuurd voor een dag. Mèt chauffeur. Niemand had zoiets vroeger.”

Ze neemt me mee naar het uitzicht vanuit de voorkamer. Het meubilair lijkt sinds 1970 niet veranderd. Langs de kanten vitrage kijk ik naar buiten, via ramen waardoor ze al 50 jaar de buurt inkijkt. Als ik me omdraai, valt me op hoe schoon en netjes alles is. Buiten is de stad van toen verdwenen. Binnen wordt ze liefdevol in leven gehouden.  

Ik doop een Mariakoekje in de thee en lees hardop een getypt verslag van een bergwandeling in Zwitserland uit 1981. Na elke zin kijk ik op of ze zich wat herinnert. Haar ogen lichten op: “Mooi, ja, mooi.” Ze herhaalt de raad om niet alleen te lopen, maar samen. Als één iets overkomt, halen anderen hulp. Met touwen aan elkaar lopen ze in plotselinge mist over smalle bergpassen. Een meisje glijdt uit, de anderen trekken haar op. Via staalkabels komen ze tot 4.000 meter hoogte. “Ik zou het zo weer doen. Ik kan goed lopen.”

“Noem jij dit werk?” vraagt ze als ik vertel wat ik doe. Ik glimlach. Maar dan: bijna iedereen die ze kende, is dood. Buiten de weg vinden, “is moeilijk voor me”. Voor het tehuis is een wachtlijst. Haar zoon komt zo vaak hij kan. 

Als ze met verbluffende systematiek de batterijen voor haar hoortoestel vervangt, kijkt ze me aan: “Als je het ergens goed hebt gehad, schrijf het dan op. Anders is het weg.” Zal ik doen, lieve mevrouw. Bij deze. Voordat ik wegga, zetten we de televisie aan, “dat vind ik zo ingewikkeld in mijn eentje.” Staande in de deuropening reikt ze niet hoger dan mijn navel. Ze zwaait me uit: “Doe je voorzichtig? Het wordt al donker”.

Meer lezen? Link.