broeder damiaan
broeder van het leven

Jeetje meetje piemelepeetje

In een van de lelijkste flatgebouwen in de omgeving heb ik een invaldienst bij mevrouw Staveken. Een mevrouw van 81 met beginnende dementie en sinds kort pleinvrees. De opdracht: gezelschap houden, broodje smeren, kattenbak verschonen. In de stromende regen fiets ik naar haar toe. 

Bij haar grijze, betonnen woonkolos haal ik diep adem en parkeer mijn fiets. Op de galerij komt ze in de verte al naar buiten. Ze leunt tegen de railing en maakt armbewegingen die ik niet kan plaatsen. Als ik zie hoe mijn armen haar kopiëren, snap ik het: een touw, ze trekt aan een denkbeeldig touw. Alsof ze me naar binnen haalt. 

Dag liefie,” zegt ze als ik bij haar ben. Ze staat gebukt en strijkt met een gekromde vinger een strook haar uit haar ingevallen gezicht. “Zeg maar Anneke.” Met kleine, rooïige ogen kijkt ze me onderzoekend aan: “Wat hebben ze een mooie man gestuurd.”

De gang is een wormgat naar de jaren ‘70. Over de gehele woonkamervloer ligt een lappendeken aan gerafelde Perzische tapijtjes. Een paspop met zomerjurk en zwachtel aan kijkt langs me heen. Op de salontafel liggen vergeelde tijdschriften naast een scheve stapel boeken. Anneke ploft op de bank, omringd door een jungle kamerplanten. Van een grote rotanstoel kijkt een kat op. Een tweede ligt naast ‘m en snurkt. 

Ik ga naast haar op de bank zitten en benoem wat opvalt. Om een gesprek te beginnen. Tegen de muur hangt een mozaïek aan foto’s en een groot naaktportret. Het naaktportret laat ik maar even rusten. Anneke vertelt dat ze al vroeg gescheiden is. In plaats van alimentatie kreeg ze dit appartement. Haar zoon woont in Friesland en haar dochter in een woonboot in de stad. Ze onderhouden goed contact.

“Als ik bezoek heb, rook ik niet”, zegt ze, wijzend naar een stapel shag op tafel. Ze ademt zwaar. “Ik voel me eenzaam.” Ik haal een glaasje cola. Op de televisie spelen onophoudelijk videoclips uit de jaren ‘60 en ‘70. Wat een bijna lieve teksten. We bankdansen op een hit van de Rolling Stones. Een paar keer loopt ze naar de telefoon om de apotheek te bellen, “Hallo lieverd […] Met mevrouw Staveken […] Ik weet niet of ik al gebeld heb? […] Echt waar? […] Geweldig! Je bent een schat!” Tegen mij: “Mijn pretpil. Ik ben depressief. Ik kan niet zonder.”

Bij een spelletje Pim Pam Pet vertelt ze dat ze na haar pensioen als verpleegkundige vrijwilliger werd in haar flat. “Aankleden, douchen. Koken. Sinds Corona durf ik niet meer.” 

Het is haar beurt en ze trekt een kaart. Ik lees voor: “Het smaakt zout en begint met een l.” Anneke zwijgt en kijkt voor zich uit. Met pretoogjes kijkt ze me weer aan: “Een lul”.  

Meer lezen? Link.